Spreek het maar eens uit: Koyaanisqatsi. En dat twintig keer achter elkaar. Want dat is een van de kenmerken van de zogenoemde 'minimal music': het repeterende karakter. Ik ben te gast in de Oosterpoort bij de filmvertoning, live begeleid door het Philip Glass Ensemble. Een theaterconcert, ondersteund door beelden.
De toegangskaarten zijn pittig qua prijs (bijna vijfenzestig euro), maar het is uitverkocht. Vijfenzestig euro: dat zijn vier geitenbokschouders bij de Islamitische slager, twee sloffen Braniff of een jeans met strass steentjes van de Zara. En dus dit concert. Het Philip Glass Ensemble is de exclusieve uitvoerder van het repertoire van de Amerikaanse componist en pianist Philip Glass (geboren 1937). Het is opgericht in 1968 in NYC door Glass zelf. Hij stelt heel hoge eisen aan de uitvoeringen van zijn werk en niemand anders mag het spelen.
Aanvankelijk studeerde hij wiskunde en filosofie, maar hij wilde componist worden.
Glass ging naar het conservatorium en studeerde dwarsfluit. Een instrument wat een belangrijke rol speelt in zijn latere werk. Maar de moderne muziek van Amerika kon hem niet bekoren en hij verhuisde naar Europa. In Parijs bestudeerde hij Bach, Mozart, Schönberg en Stockhausen en verdiepte zich in de Indiase muziek. (*) In 1967 keert hij terug naar New York, richt zijn ensemble op en start met componeren. Dat doet hij voornamelijk in een cyclische, repetitieve muziekstijl die al snel bekend werd onder de noemer ‘minimal music’. Er is een basisthema waar steeds varianten aan worden toegevoegd: een additieve methode van Indiase oorsprong met een hoog hypnotiserend gehalte. Bij tijd en wijlen manisch. Het komt op mij bijna ongeduldig over. Ik voel de drang naar een volgende fase.
Glass schreef twintig kleinere en grote opera’s, tien symfonieën, vijf strijkkwartetten, twee pianoconcerten en concerten voor viool, pauk en saxofoonkwartet en orkest. Zijn bekendste opera is Einstein on the Beach. Echt beroemd werd hij door zijn filmmuziek voor The Hours en Koyaanisqatsi: een documentaire uit 1982 van regisseur Godfrey Reggio. In de taal van de Hopi-indianen staat 'koyaanisqatsi' voor: "leven in gekte, leven in onrust, leven in onbalans, leven in desintegratie, een manier van leven die vraagt om een andere manier van leven." (**)
Oosterpoort, grote zaal.
Een uiterst eenvoudig toneelbeeld: een flink projectiescherm met plaats voor zeven muzikanten. Vijf synthesizers, en extra stoelen voor wat later blijkt koper- en houtblazers. Een saxofoon, klarinet, hobo en uiteraard de dwarsfluit. Tien minuten na de beoogde aanvang komt het ensemble op en wordt met groot enthousiasme ontvangen. Een oudere, wat onvast lopende man met een schitterende uitstraling (is dit Philip zelf?) voorop. Het is niet Philip zelf. Had goed gekund op zijn 88ste (de Nederlandse Johannes Heesters trad nog op toen hij 107 jaar oud was!) maar het is frontman Michael Riesman.
De film start. Het orkest valt in met die kenmerkende liggende akkoorden, orenschijnlijk eenvoudig repeterend 'riedeltje' van vier noten en het 'Koyaanisqatsi' met die hele diepe basstem. Prachtige beelden van ongerepte natuur. Woestijnen, gebergtes, oceanen en bossen. Geen levend wezen te bekennen. Geen dier, geen mens lijkt ook maar een enkel spoor te hebben achtergelaten. Dan de ongelofelijke dynamiek en kracht van de natuur: het geweld van wind, water, bevingen en verschuivingen.
De muziek lijkt het te volgen en dan juist weer in te leiden. Magisch.
Dan een pijpleiding. Eindeloos door het landschap. En vervolgens de kracht van de mens. Het opblazen van gebergtes om doorgangen te creëren, het bouwen, het weer neerhalen, dynamiet, dynamiet en nog meer dynamiet. En bij elke ontploffing denk ik: ‘Nee! Nee! Nee!’ Woestijnvlaktes gevuld met militair materieel, rijen en rijen tanks wachtend op afnemers. Reeksen kernproeven, net zo repeterend als de muziek. Het is onthutsend. De film is dan ook een regelrechte aanklacht tegen het Amerika in de jaren tachtig maar heeft nog niets aan kracht ingeboet. We zijn bijna vijftig jaar verder dus de ernst is minimaal verdubbeld.
Er is gelukkig ook veel te grinniken: de close-ups van vijf vrouwen van een of andere 'diner'. Allemaal in hetzelfde schort maar allemaal een ander kapsel (hoog opgewerkt), andere make-up (pasteltinten). Een oudere vrouw die tevergeefs op straat een sigaret tracht op te steken, de ‘was-en-watergolfkapsels’, hoofddoekjes en regenkapjes. En wat gingen we kleurrijk gekleed in die jaren: mantelpakjes, hakken, combinatiepakken met brede dassen. En we hielden de deur voor elkaar open, deden de auto niet op slot. Alle scènes duren net te lang zodat het gaat schuren. Ontzettend slim: zo wordt elk onderwerp geen stukje documentaire maar inderdaad die aanklacht.
De duizenden hotdogs die uit machines geperst worden.
Eerstens is het een wonder dat zoiets door de mens is uitgevonden maar dan wordt het plots decadent en pervers (toch krijg ik trek). Duizenden geitenschouders worden verwerkt, duizenden sigaretten weggepaft, duizenden jeans in elkaar geritst. Het is duizelingwekkend en de muziek wakkert het aan en jakkert maar door.
Ik kan mij voorstellen dat de film nóg indrukwekkender zou zijn in een IMAX-theater. Dit scherm was misschien net een vierde van een regulier bioscoopscherm. En juist dát maakte dat het een theaterconcert werd ondersteund door beelden. Geen film met live muziek. Ontzettend slim. Alle aandacht ging uit naar de muziek. Ik heb hele delen van de film gemist door alleen maar gefascineerd te kijken naar de vingers op de klavieren, naar de ademhaling en werking van het strottenhoofd van de zangeressen. Want eenvoudig zijn die partijen in het geheel niet. Het gaat maar door en door en door en wanneer is in hemelsnaam die laatste maat? En op welke maat verandert net het akkoord van majeur naar mineur en andersom en wanneer komt die versnelling? De sax welke erin sluipt, de dwarsfluit, die treurende klarinet. Er zijn wonderen der natuur en krachten van de mens welke niet verwoestend zijn.
Koyaanisqatsi was maar twee keer in Nederland te zien. Wat ben ik heel erg blij dat een daarvan in Groningen was. En dat ik het heb beleefd. En dat ik bij thuiskomst nog een blikje knakworsten bleek te hebben…. (met een rode ui: hatsjoe!!!)
Dirigent: Michael Reisman / piano, keyboard: Nelson Padgett m.m.v. Philip Glass Ensemble en NNCK
Bronnen
* Website NPO Klassiek: componisten, Philip Glass
** Wikipedia: nl.wikipedia.org/wiki/Koyaanisqatsi
Hoofdafbeelding: © Ryehei Shindo. Philip Glass Ensemble