Het is een gure maandagavond. Ik ben te gast in de Stadsschouwburg in het kader van Jonge Harten Festival. Konvooi speelt de in de pers bejubelde voorstelling 'High Rise'. Gebaseerd op de roman van J.G. Ballard uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Er is een woontoren uit de grond gestampt. Veertig verdiepingen hoog maar liefst. De bovenste etages bevinden zich zo’n beetje in de hemel.
Vele nouveau riches, tosti-bruin gevuld met de meningen van anderen, hebben zich in de appartementen genesteld. Het is veilig, heerlijk ons-soort-mensen, er is een gym en supermarkt. Er zijn dakterrassen en zwembaden en elke avond is er ergens op een etage wel een knalfuif. Met drank, drank en nog eens drank. Wat wil een mens nog meer?
Ik ben gewend aan woontorens. Ik heb tien jaar in Rotterdam gewoond en gewerkt en heb heel wat van die dingen zien verrijzen. Ik heb ook zeven zomers op Manhattan doorgebracht. Enkele weken voor 9/11 stond ik nog op het dak van de toenmalige Twin Towers en nuttigde ik aan de voet op het terras een cocktail. Ik ben in een aantal appartementen geweest. Vast onderdeel van werkelijk iedere inrichting was een forse, professionele kijker. Je moet maar weinig anders te doen hebben dan elkander te bekoekeloeren tenslotte…
Ik zit hoog in de Stadsschouwburg. Erg hoog. Hoger kan niet.
Tweede (hoogste) balkon, tweede rij: het bevindt zich zo’n beetje in de hemel. Ik kijk uit op het middengedeelte van een woontoren. En kijk naar binnen en mis de kijkers. Tot ik plots besef dat ik door een kijker mijn buren in de woontoren aan het bekoekeloeren ben.
High Rise speelde op het laatste Oerol-festival en sleepte de ene na de andere jubelende recensie binnen. Wat moet ik daaraan nog toevoegen? Het decor is superstrak: verticale banen transparant materiaal met open banen daartussen. Wat vlonders en een zwembad: een gestileerde dystopie. Ofwel anti-utopisch, verwijzend naar een uiterst negatieve samenleving. Een reactie op een boek uit 1516 waarin de Britse schrijver Thomas More een denkbeeldig land beschrijft waar alles volmaakt is: de ideale samenleving.
De voorstelling opent met prachtige samenzang. Stukken Gregoriaans en requiems van onder anderen Giuseppe Verdi en flarden Bach. Dan mengen elektronische soundscapes zich daarin zodat een opzwepende sfeer van een technorave ontstaat. De benen stilhouden vergt flink wat discipline.
De broer van wiskundige Alice haalt haar over het allerlaatste appartement te kopen. Die broer Bobby woont er al. Het gebouw is werkelijk van elk denkbare luxe voorzien. En hoe fijn is het om alleen met gelijkgestemden te wonen en zo af en toe eens meewarig naar de krioelende massa daar ver beneden te kijken.Maar er is van alles mis met het haastig uit de grond gestampte gebouw en ook de onderlinge verstandhoudingen beginnen te bladderen en te scheuren.
Een herdershond wordt in het zwembad dood aangetroffen en al snel werpt zich de eerste bewoner van het weelderige dakterras. In het spoor van Herman Brood. Terwijl Bobby als een soort kompel de fundamenten van het gebouw afstruint op mankementen, probeert zus Alice de mankementen in de woongroep te doorgronden. De basisemoties bang, boos, blij en verdrietig nemen in heftigheid toe en dat hoor je terug in de steeds terugkerende vocale fragmenten van requiems. Af en toe wordt wanhopig getracht de sfeer goed te houden door een stukje 'barbershop singing'. Een vrolijk close harmony nummertje. De choreografieën zijn uitputtend. De verkledingen lekker gek, ontregelend of hilarisch. Een excentrieke bewoonster die de halve voorstelling haar verzopen herdershond tegen zich aangedrukt houdt. Alles bij elkaar is het razend knap gemaakt en uitgevoerd.
Verontrustend en verstikkend is het ook.
Een adembenemende reflectie op de kwetsbaarheid en lelijkheid van onze beschaving. Door de elektronische muziek, waarin requiems, bassen en drums de hoofdrol spelen. Iedereen beweegt en danst. Danst op een vulkaan. Danst het einde tegemoet. Want dan storten de spelers zich een voor een in een vrije val. In het spoor van Herman Brood. Uit de nok van het theater vallen kostuums te pletter op de speelvloer.
Reutelend volgt een laatste stuk requiem. Als een wanhopige doodskreet. Wat doen mensen elkaar toch aan? Ik moet denken aan de documentaire 'Vrouwen in het spoor van Anne Frank' van Willy Lindwer. En het gelijknamige boek. Er komen vrouwen aan het woord die met Anne en Margot Frank de laatste maanden in kamp Bergen-Belsen hebben meegemaakt. Een vrouw vertelt dat er eens een stervende mede-kampgevangene uit de barak werd gedragen. Ze was nog niet dood maar werd al buiten op de stapel lijken gegooid. Zij jammerde reutelend: "Help, Holland, help…" Wat doen mensen elkaar toch aan?
Makers
Regie: Belle van Heerikhuizen
Spel: Imke Smit, Victor IJdens, Jacob de Groot, Jasper van Hofwegen, Bart Sietsema, Jasper Stoop
Decor: Ruben Wijnstok
Licht: Stefan Dijkman
Muzikale productie: Jan van Eerd
Choreografie: Erik Bos
Denk je aan zelfmoord of maak je je zorgen om iemand? Neem 24/7 gratis en anoniem contact op met 113 Zelfmoordpreventie via 0800-0113 of chat op 113.nl.
Artikelen Jonge Harten
In dit overzicht zijn alle artikelen van Theater 050 over Jonge Harten terug te vinden.